Onderzoek onder 26 wijkagenten

Onderzoek onder 26 wijkagenten
Kleurentest MWB

woensdag 23 december 2009

Test uw Kleuren

De kleurentest is bedoeld voor politieprofessionals, die kleur willen geven aan hun vak. Het beantwoorden van onderstaande vragen geeft een beeld van je persoonlijke stijl en (dominante) kwaliteiten (kleuren). De uitkomst biedt mogelijkheden voor zelfreflectie en professionele discussies over het politievak.

Op elke vraag worden vijf mogelijke antwoorden gegeven. Per vraag zijn 10 punten over de antwoorden te verdelen. Het antwoord dat zoveel mogelijk bij jou past of het meest voorkomt in jouw dagelijks werk, krijgt natuurlijk de meeste punten. Het antwoord dat zo min mogelijk op jou van toepassing is, krijgt het minst aantal punten of geen punten.

Wanneer je alle vragen beantwoord hebt, vul je de scoretabel in. Vul per vraag achter de letters het aantal punten dat je gegeven hebt (horizontaal. Tel daarna (vertikaal) de punten op en kleur het aantal in op het kleurenpalet. De scores per kleur geven aan op welke domeinen van het vak je het meest actief bent en waarschijnlijk ook het meest gefocust bent. Het scoreformulier en het kleurenpalet tref je aan in de bijlagen.

1. Ik ben bij de politie gegaan, omdat:

A: ik graag contacten met burgers maak en precies wil weten wat er speelt en leeft in de buurt.

B: ik burgers wil motiveren om zelf verantwoordelijkheid te nemen in toezicht.

C: ik graag samenwerk met andere partners en onveiligheid integraal wil aanpakken.

D: ik dagelijks in mijn contact met burgers wil werken aan publiekstevredenheid en een goed politie imago.

E: ik 'boeven wil vangen’ en burgers wil aanspreken op hun (strafbare) gedrag.


2. Mijn prestaties kenmerken zich door:

A: het aantal aanhoudingen en het aantal bekeuringen dat ik schrijf.

B: het aantal informanten en sleutelfiguren in de buurt en mijn goede informatiepositie.

C: de mate waarin ik participeer in lokale netwerken en mijn bekendheid onder partners.

D: de mate waarin ik extern buurtbijeenkomsten en wijktafels bezoek om presentaties en voorlichting te geven.

E: de mate waarin ik toezichtmodellen met stadswacht/beveiliging/buurtpreventie ondersteun.


3. Wanneer ik ontevreden ben over mijn prestaties komt dat meestal doordat:

A: ik ten overstaan van burgers een verkeerde boodschap uitdroeg, die verkeerd werd opgevat,

B: het mij niet gelukt is om wijkbewoners te mobiliseren.

C: ik mijn persoonlijk contact niet zover kon krijgen dat hij mij precies vertelde wat er zich in de buurt had afgespeeld,

D: iemand wist te ontkomen aan een aanhouding of staande houding,

E: het mij niet gelukt is om enkele partners te winnen 'voor de goede zaak'.


4. Waar ik in mijn dagelijkse werk tegelmatig tegen aan loop zijn:

A: burgers of toezichthouders die niet weten waar ze op straat op moeten letten.

B: burgers of verdachten die het niet eens zijn met mijn verbaliseringsbeleid of wijze van optreden.

C: onbegrip of kritische reacties terwijl ik in mijn optreden juist professionaliteit nastreef.

D: externe organisaties die alleen maar uit zijn op hun eigen belang.

E: jeugd en burgers die mij ontwijken en niets willen vertellen.


5. Wanneer ik op een drukke dag met veel administratie plotseling twee uur de straat op kan, dan is het eerste wat in mij opkomt:

A: ...bij welke partners ik een 'bakkie' ga doen om acties 'aan te jagen',

B: ...op welke stek kan ik gaan staan om mijn persoonlijke targets te halen.

C: ...heb ik nog informanten die mij iets meer kunnen vertellen over een zaak of incident,

D: ...hoe en waar kan ik mijn bekendheid in de buurt verhogen

E: ...wie in mijn buurt kan ik activeren om als oog en oorfunctie op te treden.


6. Het dilemma waar ik het meest in mijn werk mee te maken heb, is:

A: dat ik heel actief ben,maar dat de inzet van mijn partners ver achterblijft.

B: dat het omago/beleid dat ik voorsta niet overeenstemt met het gedrag van mijn collega's,

C: dat ik regelmatig goede informatie, vanwege het vertrouwelijke karakter, niet kwijt kan.

D: dat burgers zich als politieagent gaan gedragen en zich bepaalde ‘bevoegdheden’ gaan toe eigenen.

E: dat de kwaliteit van mijn 'zaken'en 'processen-verbaal' onder druk staan door trgets.


7. Een vraag die mij in het ‘spel’ rond veiligheidszorg bezighoudt, is:

A: welke verhalen ik ga vertellen om burgers een tevreden gevoel over de politie te geven,

B: hoe ik ondanks opgelegde targets toch zelf zinvol in de buurt bezig kan zijn,

C: hoe ik de stroperige (deel)gemeente in een door mij gewenste richting kan krijgen.

D: hoe ik burgers zodanig aan mij kan binden, dat ze vertrouwen in mij krijgen.

E: hoe ik slim 'enthousiaste en initiatiefrijke burgers' met elkaar kan binden.


8. Artikelen die mijn bijzondere interesse hebben, gaan over:

A: bijzondere opsporingstechnieken,

B: succesvolle integrale projecten,

C: hoe de straatcultuur onder jongeren werkt,

D: hoe burgers zelf actief in hun buurt kunnen zijn,

E: hoe we goed een boodschap naar de buurt kunnen overbrengen.


9. Welke foto spreekt je het meest aan:

A
B
C
D
E

Geen opmerkingen:

Een reactie posten